27 – De ontmoeting van vader en zoon – het heilige verbond
De god Hermes brengt de schimmen van de gedode vrijers naar het dodenrijk, de Hades. Daar ontmoeten ze de schimmen van Achilles en Agamemnon die met elkaar over de oorlog van Troje praten. Verrast zien zij de schare jongelingen naderen. Agamemnon herkent Amphimedon, zoon van Melaneus, en vraagt hem welke rampspoed hen getroffen heeft. Amphimedon vertelt over de wraak van Odysseus.
Agamemnon prijst Penelope die, in tegenstelling tot zijn eigen vrouw, niet zwichtte voor de vrijers. Ook spreken zij nog over de moeite die het Agamemnon had gekost toen hij op Ithaka te gast was bij Melaneus, om Odysseus over te halen mee te doen aan de strijd om Troje.
Intussen komen Odysseus, Telemachos en de beide herders, Eumaios en Philoitios, bij het grondgebied van Laërtes aan. Odysseus stuurt hen vast vooruit naar het huis om de maaltijd te bereiden. Zelf gaat hij op zoek naar zijn vader, benieuwd of die hem zal herkennen.
Odysseus treft Laërtes werkend in zijn tuin aan. Eigenlijk wil hij hem direct omhelzen, maar het lijkt hem toch beter de oude man eerst uit te horen. Hij vraagt hem verwonderd waarom zijn tuin zo mooi verzorgd is, terwijl hij zelf vervuild in haveloze kleren rondloopt.
Odysseus vraagt wiens slaaf hij is, hoewel hij hem meer een koninklijk voorkomen vindt hebben. Ook vraagt hij Laërtes of dit werkelijk Ithaka is, van welk eiland hij ooit iemand te gast heeft gehad die trots was op zijn land en op zijn vader Laërtes. Laërtes begint te huilen en stamelt dat die gast zijn verloren zoon Odysseus moet zijn geweest. Hij wil weten wie hij voor zich heeft en wanneer die zijn zoon gastvrij heeft ontvangen. Odysseus geeft zich uit voor Eperitos en zegt dat het inmiddels meer dan vier jaar geleden is dat Odysseus bij hem was.
Laërtes begint smartelijk te huilen en strooit met beide handen het grauwe stof van de aarde over zijn hoofd. Odysseus wordt het nu ook te machtig en stopt met zijn plagerijen. Hij omhelst zijn vader en zegt dat hij Odysseus is en dat hij de vrijers in zijn paleis heeft gedood.
Laërtes gelooft hem niet en vraagt om een bewijs. Odysseus laat hem zijn litteken zien, dat hem als jongeling door een everzwijn werd toegebracht tijdens de jacht toen hij door z’n ouders voor een bezoek naar zijn grootvader was gestuurd. Ook herinnert hij zijn vader aan de tijd dat hij zijn kleine zoon alle namen van de bomen en planten in de tuin leerde. Laërtes weet nu zeker Odysseus voor zich te hebben en sluit zijn zoon in zijn armen. Vader en zoon voegen zich bij de anderen, die inmiddels de maaltijd hebben bereid. Na zich gewassen te hebben, krijgt Laërtes van Athene een koninklijke gestalte.
Terwijl zij in het huis van Laërtes van de maaltijd genieten, heeft zich in de stad het gerucht verspreid dat de vrijers zijn gedood. De familieleden dragen de lijken naar buiten om hen te begraven. Daarna verzamelen ze zich op de markt. Eupeithes, de vader van Antinoös, roept de aanwezigen op om snel wraak te nemen. Medon, de heraut van Odysseus, brengt ertegenin dat het doden van de vrijers niet zonder hulp van de goden is gebeurd. Een oude ziener raadt hen af ten strijde te trekken, want hadden de vrijers niet immers zelf die rampspoed over zich afgeroepen? Meer dan de helft van de aanwezigen loopt weg en ziet af van wraak. De overige aanwezigen gaan onder aanvoering van Eupeithes in volle wapenrusting op weg naar Laërtes.
Als Athene de familieleden van de vrijers ten strijde ziet trekken, roept zij Zeus aan en vraagt hem of hij de strijd wil voortzetten of dat hij vrede tussen de beide partijen gaat brengen. Zeus werpt haar voor de voeten dat zij toch degene was die het plan beraamde dat Odysseus thuis zou komen en de vrijers zou straffen? Zij mag doen wat zij wil, maar hij, Zeus, zal haar zeggen wat er nu moet gebeuren. Nu de nobele Odysseus wraak heeft genomen, moet er een verbond worden gesloten opdat hij tot in lengte van dagen koning zal zijn over Ithaka, waar iedereen in overvloed en vrede zal samenleven. Laten wij van onze kant, aldus Zeus, bij de familieleden de herinnering aan de moord op hun zonen en broers uitwissen.
Op het landgoed van Laërtes staat een slaaf op de uitkijk die ziet dat de bewapende familieleden van de vrijers in aantocht zijn. Vlug steken de mannen zich in hun wapenrusting en rennen naar buiten. Op dat moment komt Athene naderbij in de gedaante van Mentor. Odysseus is verheugd hem te zien, hoewel hij weet dat het Athene is, die hem weer te hulp komt. Tegen zijn zoon Telemachos roept hij om uit te blinken in kracht en moed zodat het geslacht van zijn vaderen niet beschaamd wordt. Bezield door Athene slingert Laërtes zijn lange speer naar Eupeithes en treft hem dodelijk in het wangstuk van zijn helm.
Odysseus en Telemachos stormen op de anderen af, om hen te doden en hen zo de pas naar huis af te snijden. Athene komt tijdig tussenbeide en beveelt hen met luide stem de strijd te staken. Angstig laten de familieleden hun wapens vallen en slaan op de vlucht, achtervolgd door een onverschrokken Odysseus.
Dan werpt Zeus Athene een bliksemflits voor de voeten. Direct roept zij Odysseus een halt toe, omdat hij zich anders de toorn van Zeus op de hals haalt. Maar al te graag geeft Odysseus daaraan gehoor en zo sticht Athene in de gedaante van Mentor vrede tussen beide partijen.