Sloka’s 1 t/m 45
1. Hoe kan iemand kennis verwerven? Hoe kan bevrijding worden bereikt? Hoe wordt onthechting mogelijk? Vertel mij dit, O Heer.
2. Als je verlangt naar bevrijding, mijn kind, vermijd de via zintuigen waargenomen dingen dan alsof ze vergif waren (onderzoek de waargenomen dingen op eeuwigheidswaarde, want zintuigen zijn tuigen zonder zin, alias er bestaat geen buiten) en kies voor tolerantie, ernst, tevredenheid en waarheidsliefde alsof ze nectar waren (kijken en ervaren dat alles binnen ons moet zijn, daar blijken de zoetheid van vrede, liefde en waarheid te zijn)
3. Je bent noch aarde, noch water, noch vuur, noch lucht, noch ruimte (niet iets wat waargenomen wordt en wat buiten lijkt). Om Vrijheid te (her)vinden moet je het Zelf kennen als Waarnemer daarvan (van waarnemingen) en als het Bewustzijn (ongedefinieerd Gewaarzijn) zelf.
4. Als je jezelf onderscheidt van lichaam en geest (brein) en (die innerlijke ongedefinieerde) vrede hervindt in het Bewustzijn (louter nu Gewaarzijn), zul je onmiddellijk gelukkig, vredig en vrij van gebondenheid zijn.
5. Je behoort niet tot wat voor waargenomen wereld dan ook, het is een fantasie, een waan. Je gewaarzijn kan niet worden waargenomen door de zintuigen van het lichaam. Door niets gebonden, vormloos en waarnemer van de wereld – dat ben jij ! Wees (in dat ongedefinieerde, eigenste louter zijn) gelukkig!
6. Deugden en ondeugden (goed en kwaad, waar en niet waar) horen thuis op het niveau van het ego – niet bij jou, Allesdoordringende alomvattendheid. Jij bent noch een (lichamelijke) doener, noch iemand (een persoon) die gevoelens beleeft. Werkelijk, jij bent, was en zal eeuwig vrij zijn.
7. Jij bent de ene (vormloze) waarnemer van alle dingen en werkelijk eeuwig vrij. De waarheid is, dat je enige gebondenheid bestaat in het feit dat je de waarnemer aanziet voor iets anders (als zich bevindend in het hoofd van de hoofdrolspeler in je eigen droom).
8. Jij, die gebeten bent door de grote zwarte slang van het egoïsme (dat zich uit in het aangeleerde geloof een lichaam te zijn en afgescheiden). In plaats van: “Ik ben iemand, die dingen doet” – drink liever de nectar van een ander idee: “Ik ben niet (een lichaam/persoon) iemand die dingen doet” en wees gelukkig (door dat louter nu zijn al je aandacht te geven).
9. Verbrand het woud van onwetendheid (denken een mens versus andere mensen te zijn) met het vuur van de overtuiging (door zelfonderzoek verkregen inzicht) “Ik ben het Ene, met niets vermengde Bewustzijn” en wees vrij van lijden (dat je lijkt te blijven zien) en wees het geluk zelf.
10. Dat Bewustzijn/louter nu Gewaarzijn, waarin dit heelal (als droombeeld) verschijnt zoals een slang verschijnt waar alleen een touw ligt, is (blijkt uit zelfonderzoek) het Hoogste Geluk zelf. Dat Bewustzijn/stille verwijlende Gewaarzijn ben jij. Wees gelukkig door louter zijn alle aandacht te schenken.
11. Hij die zichzelf als vrij beschouwt (dus alleen maar dit idee aanvaard) is werkelijk vrij en hij, die zichzelf als gebonden beschouwt blijft gebonden’(het idee van afgescheidenheid blijven geloven). ‘Je wordt wat je denkt’ is een bekend gezegde in deze wereld en dat is maar al te waar.
12. Het Zelf is waarnemer (getuigenheid), het gaat dwars door je gedachten en gevoelens heen, het is volmaakt – één en ondeelbaar Gewaarzijn, niet actief, met niets verweven, zonder verlangen en de rust zelf. Illusie doet het voorkomen alsof het deel uitmaakt van de wereld.
13. Onderzoek, ervaar en beschouw (in de diepte van je hart) het Atman (je wezenlijke ‘zijn-heid’, het verwijlen van je eigenste louter kennen-zijn als) als onveranderbaar. Als Bewustzijn (ons Nu-Gewaarzijn waarin en waarmee we één zijn met God en ) waarnaast niets anders kan bestaan (als dat wat overblijft), terwijl je alle uitwendige en innerlijke veranderingen loslaat als waar en ook de illusie: ” Ik ben het gereflecteerde (weerkaatste) zelf” (dwz een persoon, ofwel een geprojecteerde zelfstandige droomfiguur. Gewoon laten passeren als een voorbijganger. (ik ben geen weerkaatsing, ik ben het eeuwige Zelf)
14. Kind, je hebt zolang de strop omgehad van het gevoel dat je hetzelfde bent als een lichaam. Hak die door met het zwaard van het inzicht ‘Ik ben Bewustzijn/ louter Gewaarzijn-Zelf ‘ en wees dat geluk zonder meer of minder.
15. Aan niets gehecht en zonder ooit iets te doen, schijn je uit je eigen licht; niets kan een spoor op je achterlaten. Werkelijk, je enige gebondenheid is dat je je bezig houdt met samadhi ( zoeken naar tijdelijk genot, welbehagen en nep veiligheid voor een droomlichaam).
16. Jij doordringt dit heelal van je eigen fantasie gedachten en gevoelens en dit hele heelal bestaat in jou ( blijkt als je het goed onderzoekt een droom). Wezenlijk is je Natuur louter Gewaarzijn. Wees niet klein van geest (maar alomvattend, grenzeloos en onvoorstelbaar in eeuwigheid; God delen, uitdijend en uitbreidend tot en met alles en iedereen.
17. Je wordt door niets beperkt, je bent onveranderlijk, zonder vorm, de Helderheid zelf, door (niets wat je lijkt te zien en te voelen) uit het evenwicht te brengen, mateloze intelligentie, (door niets te beïnvloeden of te verstoren, ongedefinieerd, eeuwig verwijlend als het Zelf). Verlang alleen aandacht te geven aan deze Bewuste Helderheid. Laat vanuit dat standpunt schouwend al je fantasie/droom neigingen slechts voorbijgangers zijn.
18. Weet dat alles wat vorm heeft, afhankelijk en onwezenlijk is en dat ons vormloze louter nu-zijn nooit verandert. Door dit geestelijke onderricht zul je voor altijd ontkomen aan de mogelijkheid/dwang om opnieuw geboren te worden of dood te kunnen gaan.
19. Net zoals een spiegel zowel binnen als buiten het weerkaatste beeld is, bevindt de Allerhoogste, Alomvattendheid zich binnen en buiten dit lichaam.
20. Net zoals de allesdoordringende ruimte zich zowel binnen als buiten een pot bevindt, zo bevindt het eeuwige, alles doordringende Goddelijke Zijn zich in alle dingen.
21. Wat verbijsterend….Ik ben dat zijn waar niets een spoor op kan achterlaten, rust, louter Bewustzijn en verheven boven de Natuur/droom wereld met droomwetmatigheden. Ik ben doorlopend door mijn eigen verbeelde illusie en het geloof daarin, bij de neus genomen.
22. Net zoals ik mijzelf manifesteer als dit lichaam en er de waarnemer van ben, zo ook projecteer ik mijzelf tot dit hele heelal en ben ik er de waarnemer van. Dit heelal is dus van mij, een uitgedrukt idee/fantasie van mij en als mij, of anders heb ik echt helemaal niets.
23. Nu ik het heelal tegelijk met mijn lichaam heb verworpen als een droom/fantasie gedachte, zie ik vanzelf het Allerhoogste Zelf door een mysterieuze kracht, mijn innerlijke Wezenlijke kracht/innerlijke guru (ontvangen van mijn guru/ (wel of niet fysieke) leermeester, symbool van de innerlijke hulp, dat deel in ons dat niet is mee gegaan met dromen maken en geloven).
24. Zoals golven, schuim en schuimbelletjes niet verschillen van water, zo verschilt het heelal/lichaam in essentie, dat uit het Zelf voortkomt, niet van het Zelf.
25. Zoals men bij zelfonderzoek ontdekt dat een weefsel/deze droombeelden uit niets anders bestaat dan uit één draad, zo is dit heelal goed beschouwd niets anders dan het ene Zelf.
26. Zoals de suiker in het suikerrietsap helemaal doordrongen is met het sap, zo is dit illusionaire heelal, dat in mij te voorschijn komt, helemaal doordrongen met mij, onzichtbaar voor de fysieke blik, ons ene onveranderlijke pure zijn.
27. De wereld verschijnt als men het ene allesomvattende Zelf/Zijn niet opmerkt en deze illusionaire wereld verdwijnt met het kennen/ herinneren van het ene Zelf, precies zoals een slang verschijnt doordat men een stuk touw niet herkent en weer verdwijnt bij het opmerken van het touw.
28. Licht/ GewaarZijn is ons echte wezen – ik ben/we zijn niets anders dan en delen dat ene licht. Als het heelal/een prachtige wereld lijkt te schitteren ben ikzelf in het schitteren/ ben ik gewaar van ons Ene zelf als schitteren.
29. Kijk, het heelal en zijn werelden verschijnt in mij door een verkeerde manier van kijken/een wens tot zelfmisleiding, een projectie van een fictief standpunt; alsof je een persoon/lichaam bent, net zoals er zilver verschijnt in parelmoer, een slang in een touw of water in een zonnestraal.
30. Net zoals een aardewerk pot weer oplost in aarde, een golf in water of een armband in goud, zo zal het illusoire heelal, dat uit mijn eigen projecties is voortgekomen, met behulp van zelfonderzoek weer in ons louter zijn oplossen.
31. Zie hoe wonderbaarlijk onvoorstelbaar we zijn! Hoogste verering voor Mij/dat in ons, welke geen ontbinding noch afgescheidenheid kent en zelfs de ondergang van alle gedroomde werelden schuldloos overleeft, van ons als maker af tot en met de gouden appel.
32. Zie hoe wonderbaarlijk ik ben/we zijn! Hoogste verering voor mij/dat ene zijn, hoewel schijnbaar met een lichaam, toch één en ondeelbaar ben, Ik die noch ergens heen ga noch ergens vandaan kom, maar aanwezig blijf als de alles-door-dringende oerstof van het illusoire/droom heelal.
33. Zie hoe wonderbaarlijk ik ben/we in werkelijkheid zijn. Niemand is zo bedreven als ik, ook al lijk ik een droomfiguur, die, uit zelfonderzoek blijkt, het heelal/de wereld tot in lengte van tijd zal dragen.
Niemand zo bedreven als ons eigenste-eigen-zijn dat weliswaar zichzelf misleiden kan, en gedroomde werelden vol pijn en dood kan dragen tot in lengte van droomtijd zonder zelfs de droomlichamen aan te kunnen raken.
34. Zie hoe wonderbaarlijk we zijn! Hoogste verering is voor Mij, ons ene ware zelf, die niets bezit, of je nu als pop alles wel of niet lijkt te bezitten waarover gesproken of gedacht kan worden. Dat alles blijken geprojecteerde fantasieën te zijn die je vroeger of later toch kwijt raakt. Echter door innerlijke hulp en zelfonderzoek kan Alles wat werkelijk is hervonden worden, dat Al Ene wat kwijt leek te zijn.
35. Kennis, kenner en gekende – in werkelijkheid bestaan ze niet, deze drie. We zijn éénheid waarop niets een spoor achterlaat en waarin dat drietal verschijnt door zelfmisleiding, de oorzaak van schijnbare onwetendheid. Deze bracht pijn en dood door ogenschijnlijke afscheiding vanuit de wens droombeelden te zien.
36. Deze gespletenheid wens is werkelijk de wortel van alle ellende. Er is geen ander geneesmiddel tegen deze droomellende dan gedegen zelfonderzoek. Alle objecten zijn droomvormen, elke ervaring blijkt nep. Eén ben ik, louter Bewustzijn en het Geluk zelf. Dat zijn delen we.
37. Ik Ben, wij zijn dit onvoorstelbare Bewustzijn zelf, onvermengd, blijkt door helder schouwen. Door onzuiver weten, onhelder zien, projecteer ik beperkingen (op mijzelf). Terwijl we onophoudelijk zo helder schouwen naar deze zelf projectie, verwijlen we, zonder iets speciaals te hoeven doen of laten in het Absolute zijn zelf (dwz. in dat eigenste zijn, wat van niets anders afhankelijk is.)
38. Noch gebondenheid, noch zijn tegendeel vrijheid zijn op ons zijn van toepassing. Nu onwetendheid door zelfonderzoek zijn steunpunt (droomwens) is kwijtgeraakt, wordt het geloof in labels en tegenstellingen vanzelf doorzien als waan. Hoewel het heelal en de wereld van strijd zich schijnbaar nog in mij doet kennen, bestaat deze verbeelding niet in werkelijkheid.
39. Ik heb nu met onfeilbare zekerheid gezien dat het lichaam en het heelal, slechts een droom, niet echt bestaan en dat het Zelf niets anders is dan louter Bewustzijn. Waar is dan nog behoefte om zelfverbeelding te blijven zien?
40. Lichaam, hemel en hel, gebondenheid en vrij zijn, angst en schuld: die dingen zijn enkel in- en verbeelding bestaande uit geprojecteerde gedachten. Wat heb ik met al die fantasie dingen te maken, ik, die zie dat IK wezenlijk niets anders BEN dan één vormloze Bewuste Helderheid dat alles en allen draagt en dat We delen.
41. Zo helder schouwend kan nergens een spoor van twee-heid ontdekt worden. Zelfs de menigte van menselijke wezens is daarmee als één oerwoud geworden, geen ogenschijnlijk afzonderlijke personen. Waar zou ik mijzelf aan hechten of waarom mijzelf nog schuldig oordelen nu ik zie dat dat geheel slechts droombeelden zijn?
42. Ik ben dit lichaam niet en ik ben ook niet belichaamd. Ik ben geen persoonlijkheid, ik ben, blijkt uit helder onderzoek, niets anders dan onbesmette Helderheid. Mijn gebondenheid bestond eruit, dat ik mij vanuit een verstopte droomwens om pijn en dood te zien aan dit zelf verbeelde lichaam vastklampte.
43. Hoe verbijsterend! In mij/ons, oceaan-zijn zonder grenzen, wordt onmiddellijk, met de kracht van geloof en verbeelding van gedachten, een droomwereld gemaakt zodra de wens om speciaalheid en afgescheidenheid de kop opsteekt.
44. Wanneer het resultaat van ons speciaalheid/afscheidings-denken, herkend en doorzien is als slechts een waanzinnige droom gaan de ogenschijnlijk andere personen/golven vanzelf weer op in de eindeloze IK BEN-oceaan die we delen, en ontmoet het schip van de persoonlijkheid, de koopman, de ondergang van zijn doenerschap (In de Odyssee verliest Menelaos zijn stuurman).
45. Hoe prachtig! In Mij/Ons, als één eindeloze, onvoorstelbare oceaan, lijken golven van personen op elkaar te botsen, een tijdlang samen pijn en dood te willen spelen om dan doorzien te worden als niet ‘waar’, nooit echt gebeurd en daarmee weer te worden opgelost in hun wezenlijke natuur, onze gedeelde natuurlijke staat, die de oceaan van één Gewaarzijn is.