Met een mix van Advaita, de Stoelendans, De Odyssee en Een Cursus in Wonderen, komt Jan ‘de zoeker’ tegemoet om onze tijdloze en onveranderlijke eenheid weer te mogen herkennen. Via verschillende beeldspraken blijft hij onophoudelijk wijzen op wat we in wezen al zijn. Het inzicht ‘dat we al thuis zijn en niet thuis hoeven te komen’, betekent het aanvaarden dat we geen hoofdrolspeler/slachtoffer/dader zijn ín de droom, maar de dromer van het geheel. Die dromenmaker is zelf veilig buiten de droom, thuis bij God, de Vader, het Zelf, Parabrahman, en droomt heel die droom in het kennen van zijn gedachten.
Tijdens de lezingen besteden we veel tijd aan het leren aanvaarden en verankeren van dit feit, onder andere door middel van het ‘suizen’ en ‘breed kijken’ (het objectloze en onpersoonlijke waarnemen, oftewel ‘schouwen’ vanuit onze positie als dromenmaker). Door het zo gaan ‘bewonen’ van de stilte, rust, liefde en vrede, raken we er vertrouwd mee en kunnen we boven het maaiveld uitkijken op wat de wereld leek te zijn, maar nu slechts een droom blijkt.
Zo schouwen, bevrijdt niet alleen jezelf als dromenmaker maar ook jezelf als mens inclusief al die andere droomfiguren, want we delen dezelfde ene kennendheid die pijndromen maakt met verbeelde gedachten. Ongeacht wat je hoofdrolspeler lijkt te doen of te laten, dit geldt voor iedereen in de droom. Je gaat de onschuld zien in wat je eerst als schuld, angst en dood zag.
Het ego (het verhaal van een verleden met angst en schuld en al zijn aanval- en verdedigingsstrategieën) wordt zo van alle kanten belicht, ontmaskerd en als onschuldig gezien, ongeacht wat het lijkt te doen of te laten. Je gaat zowel het lichaam als de via de zintuigen waargenomen buitenwereld doorzien als ‘niet-waar’. Het blijkt slechts te gaan om het kennen van een ‘mal idee’ dat geen enkele bedreiging betekent voor wat we wezenlijk zijn. Dan komt de wederopstanding, de (h)erkenning van het veilige ‘Nu Thuis Zijn’, zijn eeuwige vredeslied zingen.
In de verdroming van het dagelijkse leven, blijf je ogenschijnlijk de persoon die je dacht te zijn. Maar met de wetenschap dat er ‘niemand’ in ons zit, is er de mogelijkheid om een houdingloze, onvoorwaardelijke liefdespositie in jezelf te hervinden in elke droomsituatie.
We gaan vooral kijken naar de oorzaak van die verdroming. Daardoor kun je ontdekken dat je aan dát deel van jezelf, dat niet is gaan dromen en dat nog ’thuis in God’ is, kan vragen je te helpen om de droom blijvend te mogen doorzien als wat het is en zo jezelf en elk ander wezen in de droom te helen. Met behulp van de metaforen uit diverse tradities nodigen we onszelf uit om dat ene antwoord dat we zoeken, blijvend aan onszelf terug te geven en zo het Liefde-zijn te delen met wat EEN-SAMEN-heid is.
We oefenen om vanuit die hervonden positie van Eenheid-zijn ‘WAAR’ te nemen. Door middel van rollenspel en vraag en antwoord, komen de bekende thema’s aan bod: geboorte, dood, goed en kwaad, vertrouwen, overgave, relaties en liefde, angst, schuld, seks en vrije wil. Kortom: hoe te leven zonder ‘iemand’ te zijn en toch de ongedefinieerde eenheid van blijvend geluk als liefde-delen te ervaren als mijzelf.