Guru Shri Krishna Menon Shri Atmananda – heeft twee keer op uitnodiging een bezoek aan Europa gebracht: in 1950 en ’51 of ’52.
Tijdens het tweede bezoek is hem in Zwitserland verzocht ten behoeve van enkele van zijn volgelingen zijn benadering kort te willen samenvatten.
Shri Krishna Menon voldeed aan dat verzoek, en de samenvatting is op de band opgenomen. Hieronder volgt de vertaling in het Nederlands, door een van zijn leerlingen. Aanvullingen tussen haakjes zijn van de vertaler, Wolter Keers.
Vertaling: Wolter Keers
Eerder verschenen in het blad “Yoga Advaita”, jaargang 1980, no. 3
Tenzij je weet, van welk standpunt je (op een gegeven ogenblik) uitgaat, kun je nooit hopen, te weten hoe de dingen wezenlijk zijn.
Wat ik zeg, is dat jullie niet weten wat je standpunt is.
Jullie zeggen : “ik ben dik, ik ben mager, ik loop, ik zit, ik beweeg,” enzovoort. Hier vereenzelvig je jezelf met het fysieke lichaam.
Als je zegt : “Ik voel, ik zie, ik raak iets aan” en dergelijke, vereenzelvig je je met de zintuigen.
En wanneer je zegt : “Ik denk, ik voel, enzovoort, vereenzelvig je jezelf met de (steeds veranderende) geest.
Daardoor besef je nooit wat je standpunt is (en dat dit steeds verandert) of wat je (wezenlijk) bent.
Het is dus absoluut noodzakelijk om te weten wat je (zelf) bent en wat je standpunt is, wil je tot het juiste weten komen, of, anders gezegd, om de dingen in het juiste perspectief te zien.
Het is niet genoeg om voor dat doel alleen de wakende toestand te onderzoeken, want je ervaring strekt zich ook uit tot de droom en tot de diepe (droomloze) slaap.
Laten we daarom een onderzoek instellen naar deze drie toe-standen.
Je zult dan ontdekken dat het Ik-Principe, (het ware, onveranderlijke Zelf), ononderbroken aanwezig is in elk van de drie toestanden.
Lichaam, zintuigen en geest zijn aanwezig in één toestand, maar ze zijn er niet in een andere toestand. Daaruit volgt, dat dit Ik-Principe ten onrechte vast wordt gekoppeld aan lichaam, zintuigen en geest, en dat het in werkelijkheid van die drie onafhankelijk is. Dit kun je zien in de diepe (droomloze) slaap, waar het straalt in al zijn heerlijkheid. Daar zie je dat het (in wezen) zuiver Bewustzijn is en diepe Vrede. Als je ontwaakt uit de diepe slaap, zeg je dat je gelukkig was (dat je diep en vredig geslapen hebt). Hoe zou je zoiets kunnen beweren, als je je niet bewust geweest was van dit geluk (van deze diepe vrede) die je ervoer in de diepe slaap ? Daar volgt dus uit dat Bewustzijn en Vrede tegenwoordig waren in de diepe slaap – en dit Bewustzijn, deze Vrede, is je wezenlijke natuur (dat wat je wezenlijk bent).
Waarom zeg ik dat dit is wat je wezenlijk bent ? Omdat alleen dit Ik-Principe tegenwoordig is (en blijft) wanneer het ontdaan is van lichaam, zintuigen en geest. Daar vind je bewustzijn en vrede. Daarom zeg ik dat dit Ik-Principe bewustzijn vrede of Geluk is.
Dit (nooit veranderende) bewustzijn kan nooit worden gescheiden van het Ik-Principe, in geen van deze drie toestanden die we (ook in talrijke gesprekken die hieraan voorafgingen) hebben onderzocht. Het bewustzijn is bij het Ik-Principe tegenwoordig in de diepe slaap, zoals ik je (nu en al dikwijls op tal van manieren) heb aangetoond. En het is ook samen met het Ik-Principe tegenwoordig in de droomtoestand; en het is ook tegenwoordig in de wakende toestand.
Hoewel het Ik-Principe aan andere dingen wordt vastgekoppeld in de droom en in de wakende toestand, is het bewustzijn niettemin tegenwoordig.
Het is dit bewustzijn zelf, dat zich uitdrukt in de zintuigen en in de geest.
Niet alleen dat : Als je je eigen ervaringen aan een diepgaand onderzoek onderwerpt, zul je ontdekken dat het zichzelf heel dikwijls laat zien als zuiver (en aan niets vastgekoppeld) bewustzijn, zoals in de korte tussentijd tussen twee toestanden, tussen twee gedachten, gevoelens of zintuigelijke waarnemingen.
Je zult moeten toegeven dat er een onderbreking is, tussen twee gedachten in – zo niet, dat zou er één gedachte zijn, die ononderbroken voortduurde. De ene gedachte moet tot een einde komen, voordat de andere kan beginnen. Daarom kan het feit niet ontkend worden dat er zo’n ogenblikje is, al noem je het maar een minuscuul fragment van een seconde; die onderbreking i s er.
Wat was je toen, in die ‘onderbreking tussen twee gedachtes in’ ? Zat je In wakende toestand ? Nee. Was je in de droomtoestand ? Nee. Sliep je ? Nee.
Wat was je dan wel ? (Op dat minuscule ogenblik tussen twee gedachtes /toestanden /handelingen) was je in je wezenlijke natuur.
Zo zie je dat je zelfs in de wakende toestand steeds weer je ware wezen in moet gaan … en dan kom je er weer uit; dat ontgaat je : je neemt er geen notitie van.
Het zou onmogelijk zijn om een leven in deze wereld te leiden als je niet steeds weer naar je diepste wezen ging, zo, elk ogenblik opnieuw.
Probeer daar de nadruk te leggen (door daar steeds weer je aandacht op te richten).
En als het bewustzijn dan weer wordt vastgekoppeld aan (waargenomen) dingen, leg de nadruk daár, (op het bewustzijn dat ononderbroken aanwezig is, of er nu dingen verschijnen of tussen de verschijningen in), in plaats van (zoals je tot dusver gewend bent) al je aandacht te richten op de (waargenomen) fysieke dingen.
Wanneer je dat een tijdlang gedaan hebt, zul je ontdekken dat je, zonder dat je het misschien in de gaten hebt, je (eigen) spoor terug volgt, recht op je middelpunt af dat je tot je “vaste woonplaats” wilt maken. Dat middelpunt is het echte Ik-Principe, dat bewustzijn is en geluk.
Je zoekt naar geluk – waarom ? Die drang komt (voor iedereen en onweerstaanbaar) van het diepste niveau dat je ware wezen is.
Maar doordat de zintuigen steeds weer geneigd zijn om zich op de buitenwereld te richten zoek je je geluk in de buitenwereld: je verlangt naar een ding, je verkrijgt net, en dan vind je een ogenblik het geluk waar je naar op zoek was. Maar wat je niet gedaan hebt, is te onderzoeken waar dat geluk vandaan komt.
Ik ben er zeker van dat als je je denkgeest tot een onderzoek aanzet, je zult ontdekken dat dit geluk niet afkomstig is van het begeerde object, maar dat het je (eigen) diepste natuur is. Ik zal je aantonen hoe dat is.
Als het geluk deel uitmaakte van de objecten die door de zintuigen worden waargenomen (inclusief gedachten en gevoelens die a.h.w. door subtiele zintuigen worden waargenomen), dan zouden die dingen je altijd geluk moeten geven, van de wieg tot het graf. Maar dat is in strijd met je (eigen)ervaring. Dingen die je gelukkig maakten toen je een baby was, maken je niet langer gelukkig als je een paar jaar ouder wordt; en zo zijn er weer andere dingen die je gelukkig maken als je opgroeit tot volwassenheid. Maar de dingen die je gelukkig maakten toen je een baby of kind of jongeman was, doen dat niet meer als je oud wordt – dan komt er weer iets anders voor in ‘de plaats.
Zo kun je zien dat het geluk geen deel uitmaakt van de dingen die door de zintuigen worden waargenomen.
Noch zetelt het geluk in ego denken en voelen. Als dat wèl zo was zou je het geluk op elk ogenblik bij de hand hebben, maar ook dat is niet het geval, en het geluk is dus niet afkomstig van het ego denken en voelen. Als het in de denken en voelen van het ego zat, zou je het steeds weer kunnen vinden, zelfs zonder de hulp van de (lichamelijke) zintuigen in te roepen – maar zo gaat het niet. Daarom is het duidelijk dat het geluk niet het denken en voelen van het ego als vaste woonplaats heeft.
Als nu het geluk niet in het ego woont, en niet afkomstig is van de dingen die door de zintuigen worden waargenomen, waar komt het dan vandaan, telkens als het oplicht bij het verkrijgen van iets waar je naar verlangt ?
Waar ik je op wil wijzen, is dat het denken en voelen van het ego rusteloos is als je naar iets verlangt, en hij blijft rusteloos, net zo lang totdat je het begeerde hebt verkregen. Zodra dat gebeurt, komt de geest voor een poosje tot rust, en dan vind je het geluk. En dat geluk is, zoals ik je al verteld heb, je ware wezen, je echte Zelf. Dat geluk is er altijd, maar je neemt er alleen notitie van als het ego denken tot rust is gekomen. Zo is het je eigen, diepste wezen dat straalt wanneer je ego(denkt) een begeerd object te hebben gekregen.
Als je je zelfonderzoek langs deze lijnen laat gaan zul je ontdekken dat dit een belangrijk hulpmiddel is om te komen tot (het realiseren van) je echte middelpunt.